Lees alle vragen.
Speel het geluid af.
Speel terug en vooruit.
Antwoord.
Tot alles correct is.
Read all questions.
Play the sound.
Play back and forth.
Answer.
Till everything is correct.
Kies/Choose.
Wie gaat naar de les?
Hallo!
Sara.
Meneer
Koopman.
Dag!
Sara opent iets. Wat opent ze?
Ze
opent de deur.
Ze
opent het huis.
Ze
opent de door.
Wie is de leraar?
Sara.
Jan
Koopman.
Adel.
Hoe groet Sara?
Goedendag.
Hallo.
Dag.
Hoe spreekt ze de leraar aan?
How does she address the teacher?
Heer.
Mevouw.
Meneer.
Leraar.
Adel introduceert zich. Hij zegt:
Mijn
is Adel.
Naam
is Adel.
Mijn
naam is Addel.
Wat doet de leraar dan?
Hij
lacht.
Hij
lat.
Hij
glimlacht.
Wat is juist? Wat is goed? Wat is correct?
Dialoog uit het boek:
lezen
Sara gaat naar de les.
Ze opent de deur.
nieuwe woorden gaat (gaan=to go)
opent (openen=to open)
heet (heten=to be called)
ben/is (zijn=to be)
lacht (lachen=to laugh)
begint (beginnen=to begin)
het begin = de start
de les (lesson)
de deur (door)
de meneer (sir)
de naam (name)
de leraar=de docent (male teacher)
de lerares=de docente (female teacher)
De leraar zegt:
Sara zegt:
Adel zegt:
Hallo. Ik heet Jan Koopman.
Dag meneer. Ik ben Sara.
Hoi! Mijn naam is Adel .