<=
Naar les 1
=> Test
Waterval les één, oefening zeven: woordenschat kijken
Fase 1. Lees de kaarten door. Klik
steeds twee keer op "Volgende graag".
Stage 1. Read the cards. Always click twice on "Volgende graag." (Next
one please)
Fase 2. Maak goede zinnen. Klik steeds op "Volgende vraag". Goed? Klik
op "Verwijderen graag".
Stage 2. Make good sentences. Always click "Volgende graag." (Next one
please). Correct? Click "Verwijderen graag" (Delete please)
Volgende graag/Next.
Verwijderen graag/Delete.
1.
Eén .
één.
Les één.
Wij .
Wij starten . = Wij beginnen .
Op .
Op school .
ben op school.
Ik ben op school.
Ik naar school. Ik ga naar school.
Ik ga naar de .
Ik ga naar de klas .
Dat is de .
Dat is de deur .
Ik de deur.
Ik open de deur.
Dit is de .
Dit is de docente ; de lerares .
De docente .
De docente lacht .
Ik :
Ik zeg :
" !"
"Dag !"
"" endag!"
"Goed endag!"
De studenten :
De studenten zeggen :
"Ook !
"Ook goedendag !
!"
Welkom !"
Ze hebben een :
Ze hebben een vraag :
"Hoe = het?"
"Hoe is het?"
" !
"Goed !
En ?
En jij ?"
"Ook !"
"Ook goed !"
De leraar :
De leraar groet :
"Goede !"
"Goedemorgen !"
Een zegt:
Een student zegt:
"Ook !"
"Ook goedemorgen !"
Ze groeten
Ze groeten elkaar .
De vraagt:
De docent /De leraar vraagt:
"Hoe gaat ...?
"Hoe gaat het ?
Een antwoordt:
Een studente / Een leerlinge antwoordt:
!
"Heel goed ! Prima !"
Zij :
Zij vraagt :
"En ?
"En u ?
Hoe gaat het ... u?"
Hoe gaat het met u?"
De docent :
De docent zegt :
"... gaat wel.
"Het gaat wel.
"Het gaat wel. = .. .."
"Het gaat wel. Zo zo ."
De vraagt: "Waarom?"
De student vraagt: "Waarom?"
De antwoordt:
De leraar/docent antwoordt:
"Ik ben !"
"Ik ben ziek !"
Een zegt:
Een studente/Een leerlinge zegt:
" ,
meneer.
"Ja , meneer.
Dat is !"
Dat is slecht !"
De docent en de studente .
De docent en de studente lachen .
De cursus .
De cursus start .
In de
In de les .
zeg:
Ik zeg:
" !"
"Hoi !"
Goede ! (12:00-18:00)
Goedemiddag !"
zegt:
Jij zegt:
" !"
"Hallo !"
" !"
"Middag !"
" goed?"
"Alles goed?"
"Ja, alles in .
"Ja, alles in orde ."
Jij :
Jij zegt :
"Ik ben jouw ."
"Ik ben jouw maat , jouw maatje ."
zeg:
Ik zeg:
" ! Maar:..
"Leuk ! Maar...
ik heb al een !"
... ik heb al een maatje .
Het is mijn .
Het is mijn man .
Het is mijn ."
Het is mijn vriend ."
"O, .
"O, sorry .
Ja, hij = jouw maat.
Ja, hij is jouw maat.
!
Natuurlijk !
Maar in de ?
Maar in de les ?
Wie met
jou?
Wie werkt met jou?
Jij werkt ?
Jij werkt alleen ?
?"
Alsjeblieft ?"
Ik :
Ik antwoord :
"
wordt mijn maatje.
"Jij wordt mijn maatje.
Dat is .
Dat is leuk .
."
Dank je ."
We werken .
We werken samen .
We samen.
We studeren samen.
Dat is niet .
Dat is niet slecht .
Dat is !
Dat is goed !
<=
Naar les 1
=> Test