Waterval twee, oefening één: het subject

 

 


Invullen en controleren!
 het enkelvoud (1)  het meervoud/het pluraal (2 3, 4...) 
   ik  wij
   jij (informeel)

jullie (informeel)

    u (formeel)   u (formeel)
  
  
 zij
zij
   hij
het

Vul de woorden in. Of kopieer en plak (dubbelklik, ctrl-c, ctrl-v): ik, jij, u; zij, hij, het; wij, jullie, zij!

1. Max zegt: " ben Max."

2. Freddy vraagt Max: " bent de baas van papa?"

3. Lisa zegt: "Alex? is mijn man."


4. Lisa vraagt aan Max: " bent de baas van mijn man?"

5. "Ja", zegt Max. Hij vraagt Naomi: "En Freddy? is jouw broer?"

6. Freddy zegt: "Dit is Naomi. is mijn zus."

7. "Nou", zegt Max tegen Lisa en Alex. " zijn hier."

8. Lisa en Alex zeggen: "Ja, zijn er."

9. Lisa en Alex vragen Kiko: "Hoe zijn de kinderen? Waren lief?"

10. Kiko zegt: "Het zijn schatjes. was leuk. "



Terug naar les 2