Waterval zeven: onregelmatig presens
1. Wat is goed?
- "Jij ben een wasbeer", zegt Lisa.
- "Jij is een wasbeer", zegt Lisa.
- "Jij bent een wasbeer", zegt Lisa.
2. Wat is goed?
- "Dus Papa ben ook een wasbeer", zegt Freddy.
- "Dus Papa is ook een wasbeer", zegt Freddy.
- "Dus Papa bent ook een wasbeer", zegt Freddy.
3. Wat is goed?
- "Nou... Hij heeft slechte tanden", zegt Lisa.
- "Nou... Hij heb slechte tanden", zegt Lisa.
- "Nou... Hij hebt slechte tanden", zegt Lisa.
4. Wat is goed?
- "Hij kunt niet goed poetsen!", roept Freddy.
- "Hij kun niet goed poetsen!", roept Freddy.
- "Hij kan niet goed poetsen!", roept Freddy.
5. Wat is goed?
- "Hij moog zich beter verzorgen", vindt Lisa.
- "Hij mog zich beter verzorgen", vindt Lisa.
- "Hij mag zich beter verzorgen", vindt Lisa.
- "Hij magt zich beter verzorgen", vindt Lisa.
6. Wat is goed?
- "Wilt Papa zich niet wassen?" vraagt Freddy.
- "Wil Papa zich niet wassen?" vraagt Freddy.
7. Wat is goed?
- "Papa moett zich gewoon wassen!" zegt Lisa. "Hij moett het voorbeeld geven!"
- "Papa moet zich gewoon wassen!" zegt Lisa. "Hij moet het voorbeeld geven!"
8. Wat is goed?
- "Ik zul hem zeggen dat hij zich wast", zegt Freddy.
- "Ik zal hem zeggen dat hij zich wast", zegt Freddy.
9. Wat is goed?
- Freddy zegt: "Papa? Jij bent slordig met poetsen?"
- Freddy zegt: "Papa? Jij is slordig met poetsen?"
- Freddy zegt: "Papa? Jij zijt slordig met poetsen hè?"
10. Wat is goed?
- "Mama zegt: Jij magt dat niet zo doen!"
- "Mama zegt: Jij mag dat niet zo doen!"
- "Mama zegt: Jij mogt dat niet zo doen!"