logo Waterval 11, oefening 10: testje

 

Invullen en controleren!
De winter is een ........ . Vul in: seizoen.
Vul het juiste antwoord in.

1. De eerste werkdag van de week is de .

2. De tweede werkdag is de .

3. Dan komt de . Basisschoolkinderen hebben dan 's middags vrij.

4. Daarna komt de . Dan zijn de kinderen onrustig.

5. De is het einde van de werkweek. Dan begint het weekeinde.

6. is de eerste dag van het weekend.

7. De is de rustdag. Sommige mensen gaan naar de kerk, anderen gaan wandelen.

8. is de eerste maand van het jaar. Vroeger heette hij de "wintermaand".

9. is de tweede maand van het jaar.

10. De derde maand is de "lentemaand". Maar begint de lente dan echt?
Het spreekwoord is: " roert zijn staart." En dat rijmt.

11. In de vierde maand wordt het weer beter. Maar: " doet wat hij wil." En dat rijmt ook.

12. Dan komt maand 5, de "bloeimaand". Daarom: "In legt elk vogeltje een ei." En ook dat rijmt.

11. De zomer begint in de zomermaand

14. is de warmste maand in Nederland. De mensen krijgen vakantie.

15. In beginnen de scholen weer.

16. In , de negende maand, begint de herfst (=najaar). De blaadjes van de bomen beginnen te vallen.

17. is de wijnmaand. Alleen, Nederland heeft maar weinig wijnbouw.

18. , de slachtmaand, heeft weer dertig dagen.

19. is in Nederland de maand van de feesten. De twaalfde maand is voor mij de feestmaand.

20. Het jaar kent vier : de winter, de lente, de zomer en de herfst.