logoWaterval achttien, dialoog uit het boek.

Tien broodjes graag!

Bakker: Wie is er aan de beurt?
Sara: Ik, meneer.
Bakker: En jonge dame, wat heb je nodig? Wat zal het zijn?
Sara: Een brood graag.
Bakker: Wat voor brood? Wit of bruin?
Sara: Bruin brood, wat is dat?
Bakker: Dat is donker brood, van volkorenmeel.
Sara: Volkorenmeel?
Bakker: Ja, meel waar alles in zit. Deeg van volkorenmeel is beter, gezonder.
Sara: Dan een bruin brood graag.
Bakker: Gesneden?
Sara: Alstublieft.
Bakker: Verder nog iets?
Sara: Tien broodjes graag.
Bakker: Tien broodjes. Dat was het?
Sara: Ja, dat is alles.
Bakker: Geen gebak?
Sara: Gebak? Wat is dat?
Bakker: Gebak, dat is taart, vlaai, koekjes... Alles wat zoet is.
Sara: Lekker! Maar ik heb niet genoeg geld.
Bakker: Wacht, ik geef je een stukje.
Nee het is voor niks, gratis. Hoe smaakt-ie?
Sara: Lekker... Hoeveel kost dit samen?
Bakker: Dat is vier euro bij elkaar.
Sara: Even betalen. Alstublieft, vijf euro.
Bakker: Dank je. Een euro terug, En hier is je brood.
Sara: Tot ziens.
Bakker: Tot de volgende keer meid!
En het brood zit in deze zak.

En hij overhandigt Sara de spullen.

nieuwe woorden

gesneden (snijden)
kost (kosten)
betalen

wat heb je nodig? (nodig hebben)
kost (kosten)

de bakker
de beurt
de meneer
de dame
het brood

het meel (= de bloem)
het deeg
het broodje
het gebak
de taart
de vlaai
de koek - het koekje
de euro

bruin
wit
donker

goed - beter
gezond - gezonder
zoet
genoeg
alles
bij elkaar (= samen)