A.
Nog een paar reflexieve werkwoorden. Schrijf ze op en oefen ze
als je ze niet kent!
Zich aanmelden/inschrijven/registreren (to
register/sich anmelden): "Ik meld me aan voor de cursus."
>
Ik meld mijn kind aan bij de basisschool.
Zich
aanpassen (adapt oneself/sich anpassen): "Ik
moet me aanpassen aan de situatie."
Zich aanstellen (make a big fuss of
oneself/sich anstellen): "De diva stelt zich weer aan: het water
moet bubbels hebben!"
Zich afvragen (wonder/sich fragen): "Ik
vraag me af: waarom moet dat altijd zo?"
>
Ouders vragen soms hun kinderen af: ze stellen vragen om te
checken of de kids het huiswerk kennen.
Zich
bedenken (change of opinion or plan/seine
Gedanken ändern): "Hij bedenkt zich, hij gaat toch niet."
> iets bedenken/verzinnen/fantaseren
Zich bedrinken (get drunk/sich betrinken):
"Het is niet goed dat kinderen zich bedrinken."
Zich bemoeien met (interfere with/sich
einmischen): "Hij bemoeit zich met alles en iedereen."
Zich ergeren (be annoyed/ sich ärgern): "U
ergert zich te veel."
> "Jij/Hij/Dat ergert/irriteert ons."
Zich excuseren/verontschuldigen (excuse
oneself/sich entschuldigen): "We excuseren ons: we gaan."
Zich gedragen (behave/sich verhalten):
"Gedragen jullie je?"
Zich herinneren (remember/sich erinnern): "Ik
herinner me alles."
>
Hij herinnert ons aan een andere kennis.
Zich iets inbeelden (imagine oneself/sich
etwas einbilden): "Een narcist beeldt zich te veel in."
Zich opmaken (make up/sich schön machen): "Je
maakt je te veel op."
> De visagiste maakt de acteur op.
Zich plaatsen/kwalificeren
(qualify/kwalifizieren): "Nederland plaatst zich weer niet voor
het wereldkampioenschap."
> Ik plaats de melk in de koelkast. Ik kwalificeer haar als
een echte professional.
Zich redden (save oneself/sich retten): "Ik
kan me goed redden; ik overleef wel!"
>
Een held redt andere mensen, als die in gevaar zijn.
Zich richten op (focuss on/sich richten auf):
"Ik richt me liever op details."
>
Zij richt de dart/pijl op het dartbord.
Zich
toestaan/permitteren (permit oneself/sich
zugestehen): "Je permitteert je te veel."
>
Dat kunnen we niet toestaan!
Zich
vergissen (make a mistake/sich irren):
"Vergissen is menselijk, maar jij vergist je nooit."
Zich verheugen op=uitkijken naar (look forward
to/sich freuen auf): "We hebben een reis geboekt, ik verheug me
al."
Zich vervelen (be bored/sich langweilen): "De
mensen vervelen zich niet, ze amuseren zich."
> Romcoms vervelen jou.
Zich verzetten (resist/wiederstehen): "Zij
verzet zich tegen de veranderingen."
Zich verzorgen (take care of oneself): "Je
verzorgt je niet goed."
> De verzorger verzorgt de verzorgde: hij zorgt voor zijn
patiënt.
Zich voorbereiden op (prepare oneself/sich
vorbereiten auf): "Ik bereid me voor, geef me wat rust."
> De docent bereidt zijn klas voor op het examen.
Zich voorstellen/introduceren (introduce
oneself/sich vorstellen): "Introduceer je even."
> Ik introduceer onze nieuwe collega: Jack de Ripper!
Zich zorgen maken (worry/sich einen Kopf
machen): "Ik maak me zorgen over jou."
B. De reflexieve woordjes. Denk eraan:
me
ons
(jij/jullie)
je
(hij/zij/het/u/zij)
zich
elkaar
(each other/einander)
Vul in. Begrijp je de zinnen niet? Zoek de betekenis van de
verba dan in het mini-woordenboek A!
1. Ik erger
vreselijk. Je hebt mensen die
altijd aanstellen. Kunnen die mensen
niet aanpassen?
2. Ik haat popsterren die
niet gedragen. Die mensen vervelen
alleen maar!
3. Ik herinner
Herman Brood, een Nederlandse rock 'n roller. Die dronk
zelf het graf in.
4. Wij kunnen
dit niet voorstellen. Wat beeldt zo'n man
in!
5.
Popsterren! Je bedrinkt
elke dag. Je verzorgt
niet. Ja, en dan ben je verslaafd (addicted).
6. Brood maakte
geen zorgen. Maar hij kon
zelf niet meer redden. Hij sprong van het Hilton Hotel en
was dood.
7. Brood maakte
zelf kapot. Toen mijn vrouw en ik dat hoorden, keken we
aan.
8. Ik dacht: "Vragen jullie je wel eens af wat jullie
aandoen?"
9. Mensen doen
soms heel veel pijn. Excuseer
ten minste!
10. Ik schaamde
. Maar mijn vrouw zei: "Bemoei jij
maar met je eigen zaken."
C. Woordenschat reflexieve werkwoorden. Zoek ze boven
(A.) op in het woordenboek.
Oefen
ze als je ze niet kent!
Quizlet.com? Opschrijven? Zinnen maken!
1. Ik
me rot! Ik ben zó geïrriteerd!
2. Mijn vriend zegt: "Drama queen! Diva! Je maakt altijd een
scène! Je
je
!"
3. Kun je jezelf niet een beetje veranderen? Jezelf
aan de situatie?
4. Ik zeg: "Wij
ons, wij hebben goede manieren. Maar de anderen?
5. De kinderen van vandaag! De jeugd van tegenwoordig! Jullie
vinden saai. Jullie
je alleen maar!
6. Ik moet denken aan wat mijn grootvader zei. Ik ben niets
vergeten, ik
me alles.
7. Ze hadden een bierhandel. Zijn broers
zich vaak, ze drinken te veel.
8. Ik kan
niet voorstellen dat je de hele dag dronken bent. Mijn
opa ook niet.
9. Maar mijn opa zegt tegen mij: "Je moet jezelf eens wat
, toestaan.
10. Je verzorgt
toch goed? Je hygiëne is toch in orde?
11.
En je
jezelf toch? Je overleeft toch makkelijk? Dan mag je ook
aardig zijn voor jezelf.
12. Ik zei: "Ja Opa, maar ik
me. Ik wil niet veranderen."
13. Mijn opa heeft gelijk, hij
zich niet.
14. Ik
me te veel af of ik de dingen wel goed doe.
15. Mensen doen
veel pijn. (People hurt each other a lot).
16. We maken veel fouten, maar dan
wij ons, we maken excuses.
17. Ik vergeet bijvoorbeeld vaak me voor te
, mijn werk vooraf door te nemen.
18. Ik
me voor mezelf, als ik weer stomme dingen doe.
19. Maar mijn vriend zegt: "Je
je niet met anderen. Je laat andere mensen met rust.
20. Je doet het goed, dus alles komt goed. Maak
geen zorgen."