Waterval 21, oefening 2: meer reflexieve werkwoorden*


Een moeilijke oefening! Lees eerst de inleidende dialoog. Doe dan oefening A/B/C.

 

Ik erger me vreselijk! Dit is zo irritant!

- Wat is er dan aan de hand? Waarom de irritatie? Wil je erover praten? Vertel!

Ik kan dit niet koken! Het is veel te moeilijk!

- Waarom? Te veel ingredienten? Te veel handelingen (dingen die je moet doen)?

Ja! Kunnen die mensen dit niet aanpassen? Dit is voor chef-koks!

- Stel je niet aan. Je maakt van een mug een olifant! Drama queen.

Ja ja, "kalm aan". Goed, ik gedraag me. Ik ben braaf.

- Luister. Als je niets te doen hebt, klaag je ook: "Ik verveel me. Alles is saai." Gisteren nog!

Dat klopt. Ik herinner me dat.

- En nu moet je koken. Nu heb je genoeg werk. Nu is het alweer niet goed!
Sorry sorry - ik schaam me. ik excuseer me. Ik doe moeilijk, geloof ik.
Maar kijk hier: tien dingen die in het eten moeten... Tien stapjes...

- Wat doe je jezelf aan? Je kiest moeilijke recepten. Laat een paar ingredienten/bestanddelen weg.
Hier: "pijnboompitten", 5€ per 100g. Au! Dat doet pijn.

- Bijvoorbeeld. En doe alles stap voor stap. Zet er cijfers bij. Concentreer je op 1 stapje tegelijk. Niet multitasken!

Ik kan me voorstellen dat dat helpt ja.
- Zo red je je beter, hoop ik. Dan lukt het wel. Maak jezelf niet kapot!

Bedankt. En bemoei je je nu weer met je eigen zaken? Laat je me met rust?

- Graag! Maak je geen zorgen!

 

A. Nog een paar reflexieve werkwoorden. Schrijf ze op en oefen ze als je ze niet kent!
Zich aanmelden/inschrijven/registreren (to register/sich anmelden): "Ik meld me aan voor de cursus."

> Ik meld mijn kind aan bij de basisschool.

Zich aanpassen (adapt oneself/sich anpassen): "Ik moet me aanpassen aan de situatie."
Zich aanstellen (make a big fuss of oneself/sich anstellen): "De diva stelt zich weer aan: het water moet bubbels hebben!"
Zich afvragen (wonder/sich fragen):
"Ik vraag me af: waarom moet dat altijd zo?"

> Ouders vragen soms hun kinderen af: ze stellen vragen om te checken of de kids het huiswerk kennen.

Zich bedenken (change of opinion or plan/seine Gedanken ändern): "Hij bedenkt zich, hij gaat toch niet."
> iets bedenken/verzinnen/fantaseren
Zich bedrinken (get drunk/sich betrinken): "Het is niet goed dat kinderen zich bedrinken."
Zich bemoeien met (interfere with/sich einmischen): "Hij bemoeit zich met alles en iedereen."
Zich ergeren (be annoyed/ sich ärgern): "U ergert zich te veel."
> "Jij/Hij/Dat ergert/irriteert ons."
Zich excuseren/verontschuldigen (excuse oneself/sich entschuldigen): "We excuseren ons: we gaan."
Zich gedragen (behave/sich verhalten): "Gedragen jullie je?"
Zich herinneren (remember/sich erinnern): "Ik herinner me alles."

> Hij herinnert ons aan een andere kennis.
Zich iets inbeelden (imagine oneself/sich etwas einbilden): "Een narcist beeldt zich te veel in."
Zich opmaken (make up/sich schön machen): "Je maakt je te veel op."
> De visagiste maakt de acteur op.
Zich plaatsen/kwalificeren (qualify/kwalifizieren): "Nederland plaatst zich weer niet voor het wereldkampioenschap."
> Ik plaats de melk in de koelkast. Ik kwalificeer haar als een echte professional.
Zich redden (save oneself/sich retten): "Ik kan me goed redden; ik overleef wel!"

> Een held redt andere mensen, als die in gevaar zijn.
Zich richten op (focuss on/sich richten auf): "Ik richt me liever op details."

> Zij richt de dart/pijl op het dartbord.

Zich toestaan/permitteren (permit oneself/sich zugestehen): "Je permitteert je te veel."

> Dat kunnen we niet toestaan!

Zich vergissen (make a mistake/sich irren): "Vergissen is menselijk, maar jij vergist je nooit."
Zich verheugen op=uitkijken naar (look forward to/sich freuen auf): "We hebben een reis geboekt, ik verheug me al."
Zich vervelen (be bored/sich langweilen): "De mensen vervelen zich niet, ze amuseren zich."
> Romcoms vervelen jou.
Zich verzetten (resist/wiederstehen): "Zij verzet zich tegen de veranderingen."
Zich verzorgen (take care of oneself): "Je verzorgt je niet goed."
> De verzorger verzorgt de verzorgde: hij zorgt voor zijn patiënt.
Zich voorbereiden op (prepare oneself/sich vorbereiten auf): "Ik bereid me voor, geef me wat rust."
> De docent bereidt zijn klas voor op het examen.
Zich voorstellen/introduceren (introduce oneself/sich vorstellen): "Introduceer je even."
> Ik introduceer onze nieuwe collega: Jack de Ripper!
Zich zorgen maken (worry/sich einen Kopf machen): "Ik maak me zorgen over jou."


B. De reflexieve woordjes. Denk eraan:

me
ons
(jij/jullie) je
(hij/zij/het/u/zij) zich
elkaar (each other/einander)


Vul in. Begrijp je de zinnen niet? Zoek de betekenis van de verba dan in het mini-woordenboek A!
1. Ik erger vreselijk. Je hebt mensen die altijd aanstellen. Kunnen die mensen niet aanpassen?
2. Ik haat popsterren die niet gedragen. Die mensen vervelen alleen maar!
3. Ik herinner Herman Brood, een Nederlandse rock 'n roller. Die dronk zelf het graf in.
4. Wij kunnen dit niet voorstellen. Wat beeldt zo'n man in!

5. Popsterren! Je bedrinkt elke dag. Je verzorgt niet. Ja, en dan ben je verslaafd (addicted).
6. Brood maakte geen zorgen. Maar hij kon zelf niet meer redden. Hij sprong van het Hilton Hotel en was dood.
7. Brood maakte zelf kapot. Toen mijn vrouw en ik dat hoorden, keken we aan.
8. Ik dacht: "Vragen jullie je wel eens af wat jullie aandoen?"
9. Mensen doen soms heel veel pijn. Excuseer ten minste!
10. Ik schaamde . Maar mijn vrouw zei: "Bemoei jij maar met je eigen zaken."

C. Woordenschat reflexieve werkwoorden. Zoek ze boven (A.) op in het woordenboek.

Oefen ze als je ze niet kent! Quizlet.com? Opschrijven? Zinnen maken!
1. Ik me rot! Ik ben zó geïrriteerd!
2. Mijn vriend zegt: "Drama queen! Diva! Je maakt altijd een scène! Je je !"
3. Kun je jezelf niet een beetje veranderen? Jezelf aan de situatie?
4. Ik zeg: "Wij ons, wij hebben goede manieren. Maar de anderen?
5. De kinderen van vandaag! De jeugd van tegenwoordig! Jullie vinden saai. Jullie je alleen maar!
6. Ik moet denken aan wat mijn grootvader zei. Ik ben niets vergeten, ik me alles.
7. Ze hadden een bierhandel. Zijn broers zich vaak, ze drinken te veel.
8. Ik kan niet voorstellen dat je de hele dag dronken bent. Mijn opa ook niet.
9. Maar mijn opa zegt tegen mij: "Je moet jezelf eens wat , toestaan.
10. Je verzorgt toch goed? Je hygiëne is toch in orde?


11. En je jezelf toch? Je overleeft toch makkelijk? Dan mag je ook aardig zijn voor jezelf.
12. Ik zei: "Ja Opa, maar ik me. Ik wil niet veranderen."
13. Mijn opa heeft gelijk, hij zich niet.
14. Ik me te veel af of ik de dingen wel goed doe.
15. Mensen doen veel pijn. (People hurt each other a lot).
16. We maken veel fouten, maar dan wij ons, we maken excuses.
17. Ik vergeet bijvoorbeeld vaak me voor te , mijn werk vooraf door te nemen.
18. Ik me voor mezelf, als ik weer stomme dingen doe.
19. Maar mijn vriend zegt: "Je je niet met anderen. Je laat andere mensen met rust.
20. Je doet het goed, dus alles komt goed. Maak geen zorgen."