Waterval 23-2: "mij" of ook "me"? "jou" of ook "je"

  

Stap 2. "Mij" of "me"? Lees de tabel goed.


Een probleem bij het object, in het enkelvoud.

Soms hoor je "mij", soms "me".
Soms hoor je "jou", soms "je".
Soms hoor je "hem", soms " 'm ".
Soms hoor je "haar", soms "d'r" of " 'r .


Hoe zit dat?

Let op:

- Alle objecten zijn schuin.
- Alle woorden met accent (emphasis) zijn vet.


 
enkelvoud
  mét accent (klemtoon, nadruk) zónder accent
1 (Bel je) mij? (Je bélt) mij/me.
2 (Ja, ik bel voor) jou.

(Nee, ik mail) jou/je.
(Ik help) u.
3

(Het is voor) haar!

(Ik hou van) haar/'r/d'r!

(Niet voor) hem? (Maar zij haat) hem/'m.
(Ik pak) dit/dat! (Ik snap) het/'t/dit/dat!

Welke woorden zie je links én rechts?
mij/jou/u/hem/haar/dit/dat.
Conclusie:

mij/jou/u/hem/haar/dit/dat zijn altijd goed!


TRING TRING! TELEFOON!
1. "Ja, met ! Met wie spreek ik? Ah, met , Clarissa!
2. Heb je nodig?" "Ja, ik wil even spreken."
3. "Waarover? Over wie? " "Over Paul. Ik mis op zijn werkplek. Weet u waar hij is?
4. "Oh, zoek je ? Hij is ziek thuis, bij zijn vrouw. Ik zag met naar de dokter gaan."
5. "Met ? Moet zij dan niet werken? Heeft zij dan geen werk?"
6. "Nou, ze heeft vrij genomen. Ze stelt gewoon even uit."
7. "Is dat probleem zo erg?" "Ja, hij heeft flink.
8. Kan ik nog iets voor betekenen/doen?"
9. "Wat moet nog af? O ja, ! En weet je wie Ben zocht? (jij)!
10. Bel . Ik mail wel wanneer het nodig is.