Farid
en Sara gaan de stad in. Ze hebben een aantal dingen nodig. Maar het
is ook wel fijn om even buiten te zijn. Geen last van je ouders. Even
bevrijd.
Eerst maakt Farid, binnen, een lijstje. Hij schrijft alle dingen op
die hij nodig heeft. Hij zet ze op papier:
een
sim-kaart
nieuw paar voetbalschoenen
Sara: woordenboek
één kilo appels
twee ons nootjes
de krant
Farid:
Moet jij nog wat hebben?
Sara: Dat woordenboek.
Farid: (Dat) Heb ik al.
Sara: Waar gaan we dat halen?
Farid: Weet ik veel. Het is toch jouw boek?
Sara: Heb je geen route in je hoofd?
Dan roept Suzan:
Suzan: Vergeet je de appeltjes niet?
Farid: Ik hoor het niet. Kun je wat harder praten?
Suzan: APPELS! VOOR ONS!
Farid: Nee ma. Een zak appels voor jou.
Staat genoteerd.
Sam: Sara, koop je een krantje voor mij?
Sara: Sorry, ik versta je niet. Kun je wat langzamer
praten?
Sam: Denk. Je. Aan. De. Krant?
Farid: Of je een krant voor hem
koopt. (Dan) Is-ie ook blij.
Sara: Okido pa. Wij zorgen voor u!
Farid: En appels voor haar. Sara,
geef mij even een tas.
Farid en Sara trekken eerst hun jassen aan; daarna doen ze hun schoenen
aan. Ten slotte gaan ze naar buiten.
Farid:
Hè hè. Eindelijk buiten. Ook alweer geregeld.
Sara: Zeg dat wel...
|
nieuwe
woorden
geregeld (regelen)
bevrijd (bedrijven)
vergeet (vergeten)
koop (kopen)
trekken aan (aantrekken)
doen aan (aandoen)
nodig heeft (nodig hebben)
genoteerd (noteren)
zorgen voor
de last
de lijst - het lijstje
het ons - het pond - de kilo
de noot/het nootje
de route
de appel - het appeltje
de krant - het krantje
eerst - dan/daarna/vervolgens -
ten slotte
blij
mij-jou-u-hem-haar-het
ons-jullie-hen
alweer
Weet ik veel!
Okido!
Zeg dat wel!
|