Die kleren zijn mooi en
? ze staan je goed. ? staan ze je goed. ? ze je goed staan.
Nu
? je kunt naar het feest. ? kun je naar het feest. ? je naar het feest kunt.
Ik denk dat
? ik heb kleren nodig. ? kleren heb ik nodig. ? ik kleren nodig heb.
Ik heb kleren nodig en
? ik ga ze vandaag kopen. ? vandaag ga ik zekopen. ? ik ze vandaag kopen ga.
Ik vind dat
? Nederlanders spenderen veel geld aan kleren. ? spenderen Nederlanders veel geld aan kleren. ? Nederlanders veel geld aan kleren spenderen.
Dat is zo, maar
Check
Ik vind het leuk als
? mensen hebben een eigen stijl. ? hebben mensen een eigen stijl. ? mensen een eigen stijl hebben.
Kleren zijn belangrijk omdat
? ze helpen je uitstraling. ? helpen ze je uitstraling. ? ze je uitstraling helpen.
Nou, ik koop alleen kleren die
? ik heb nodig. ? heb ik nodig. ? ik nodig heb.
Ik koop in een boetiek of (=or, ou, oder, o)
Check
Eerst
? ik kijk naar de schoenen van mensen. ? kijk ik naar de schoenen van mensen. ? ik naar de schoenen van mensen kijk,
Ik weet niet of (=if/whether, ob, si...)
? dat is het belangrijkste. ? het belangrijkste is dat. ? dat het belangrijkste is.
Kijk uit, want
Check
Ik hou van nette kleren. Hier
? niemand komt zonder nette kleren binnen. ? komt niemand zonder nette kleren binnen.
Ik weet hoe
? de mensen beoordelen je uiterlijk. ? je uiterlijk beoordelen de mensen. ? de mensen je uiterlijk beoordelen.
Ik vind het uiterlijk onbelangrijk, dus
Check
Waarnaar
? jij kijkt? ? kijk jij?
Ik kijjk of (if/whether...)
? iemand is positief. ? is iemand positief. ? iemand positief is.
Kleren kunnen bedriegen, maar
Check
Een goed of slecht karakter
? men heeft zijn hele leven. ? heeft men zijn hele leven ? men zijn hele leven heeft.
Ik kijk naar het gezicht, omdat
? dit toont het karakter. ? toont dit het karakter, ? dit het karakter toont.
Dus
Check
Nee. Kleren zijn te koop. Daarom
? de inhoud is belagnrijker. ? is de inhoud belangrijker. ? de inhoud belangrijker is.
Ik knap af wanneer
? iemand draagt witte sokken. ? draagt iemand witte sokken. ? iemand witte sokken draagt.
Ik snap niet waarom
? jij vindt dat lelijk. ? vind jij dat lelijk? ? jij dat lelijk vindt.
Witte sokken zijn erg, want
? je uiterlijk geeft vorm aan je innerlijk." ? geeft je uiterlijk vorm aan je innerlijk." ? je uiterlijk vorm aan je innerlijk geeft."
Je wordt zelf een witte sok als
? je draagt witte sokken. ? draag je witte sokken. ? je witte sokken draagt
"Ik heb een broer
? die is heel slordig. ? die heel slordig is.
Hem
? mijn ouders hebben niet opgevoed. ? hebben mijn ouders niet opgevoed.
? Ten eerste hij snapt kledingcodes niet. ? Ten eerste snapt hij kledingcodes niet.
Hij snapt niet waarom
? je soms draagt een jasje en een dasje. ? draag je soms een jasje en een dasje. ? je soms een jasje en een dasje draagt.
Daarom
? al zijn banen gaan mis. ? gaan al zijn banen mis. ? al zijn banen misgaan.
Hij houdt een baan nooit lang doordat
? hij begrijpt niet de codes, de normen. ? begrijpt hij niet de codes, de normen. ? hij niet de codes, de normen begrijpt.
Toch
? hij is gelukkig. ? is hij gelukkig ? hij gelukkig is.
In zijn huidige baan
? hij is op de goede plaats. ? is hij op de goede plaats. ? hij op de goede plaats is.
Hij is een goede volgelverschrikker, al
? veel vogels vinden hem aardig. ? vinden veel vogels hem aardig. ? veel vogels hem aardig vinden.
Het is een baan waar
? hij voelt zich thuis. ? voelt hij zich thuis. ? hij zich voelt thuis. ? hij zich thuisvoelt.
Zijn baas is content, hoewel
? de vogels komen steeds meer. ? steeds meer komen de vogels. ? de vogels steeds meer komen.
De vogels eten niet van het land, nu
? mijn broer geeft ze te eten. ? te eten geeft mijn broer ze. ? mijn broer ze te eten geeft.
Iedereen is blij, zo
? mijn broer houdt zijn baan. ? houdt mijn broer zijn baan. ? mijn broer zijn baan houdt.
Hij ging nadat
? hij betaalde alles. ? betaald hij alles. ? hij alles betaalde.
Weet jij of
? het is acht uur? ? is het acht uur? ? het acht uur is?
Je vraagt hoe
? ik weet dat. ? weet ik dat. ? ik dat weet.
Ik denk dat
? ik bekijk de klok. ? bekijk ik de klok. ? ik de klok bekijk.
Mijn broer maakt computers, maar ook
? hij repareert auto's. ? repareert hij auto's. ? hij auto's repareert.
Ik ben gehaast nu
? ik weet de tijd ? weet ik de tijd. ? ik de tijd weet.
Het is een ziekte
? die is heel pijnlijk. ? is die heel pijnlijk. ? die heel pijnlijk is.
Weet jij waar
? zij woont nu? ? woont zij nu? ? zij nu woont?
We zijn gelukkig sinds
? jij bent weer gezond. ? ben jij weer gezond. ? jij weer gezond bent.
Jij bent een harde: je leeft nog terwijl
? het was een zware ziekte. ? was het een zware ziekte. ? het een zware ziekte was.
Hij is op zoek naar kleren aangezien
? zijn garderobe wordt steeds kleiner. ? sdteeds kleiner wordt zijn garderobe. ? zijn garderobe steeds kleiner wordt.
Ze heeft een been gebroken doordat
Check
Vertel 's, waar
? het doet pijn? ? doet het pijn? ? het pijn doet?
Mijn leven was heel anders toen
? ik was klein. ? was ik klein. ? ik klein was.
Vertel eens waar
? het doet pijn. ? doet het pijn. ? het p[ijn doet.
Check
Welke kleren
? jij draagt graag? ? draag jij graag? ? jij graag draagt?
Ik weet welke kleren
? ik draag het liefste. Want ik draag ze nu. ? draag ik het liefste. Want ik draag ze nu. ? ik het liefste draag. Want ik draag ze nu.
Hij houdt van mooie kleren hoewel
? hij koopt weinig kleren. ? weinig kleren koopt hij. ? hij weinig kleren koopt.
Ze werkt maar door terwijl
? het is al avond. ? is het al avond. ? het al avond is.
Op die manier
? ze wordt overspannen. ? wordt ze overspannen. ? ze overspannen wordt.
Je moet haar waarschuwen voordat
? het is te laat. ? is het te laat. ? het te laat is.
Thuis
? ze werkt ook nog. ? werkt ze ook nog. ? ze ook nog werkt.
Meestal zegt men pas iets nadat
Check
Meestal
Check
Allereerst
? men krijgt hoofdpijn. ? krijgt men hoofdpijn. ? men hoofdpijn krijgt,
Men verliest zijn interesse, en
Check
men gaat maar door, hoewel
? men is elka avond moe. ? is men elke avond moe. ? men elke avond moe is,
Iemand met een burn out weet ook niet
Check
Later
? hij snapt het beter. ? snapt hij het beter. ? hij het beter snapt.
Hij kan dan zijn leven veranderen, zodat
? hij overwerkt zich niet meer. ? oberwerkt hij zich niet meer. ? hij zich niet meer werkt over. ? hij zich niet meer overwerkt.
Met mijn nicht ging het beter toen
? ze begreep zichzelf beter. ? begreep ze zichzelf beter. ? ze zichzelf beter begreep.
Ze kende haar grenzen, dus
Check
Toen
Check
Want
? ze had minder zorgen over de dag van morgen,. ? over de dag van morgen had ze minder zorgen. ? ze minder zorgen had.
Ten slotte
? ze heeft haar pensioen gehaald. ? heeft ze haar pensioen gehaald. ? ze haar pensioen gehaald heeft.
Dat is niet vanzelfsprekend, aangezien
? ze had een stressbaan. ? had ze een stressbaan. ? ze een stressbaan had.
Daar blijft men zelden lang gezond, zoals
? je weet wel. ? weet je wel. ? je wel weet.
Tenzij (=behalve als, =maar niet wanneer)
Check
Wat
Check
Nou, ik ben weg zodra
Check
O ja? Ik blijf juist zollang
? ik houd het vol. ? houd ik het vol. ? ik het volhoudt.
Jij bent taai! Je zet door! Dat
? je hoort ook vaker. ? hoor je ook vaker. ? je ook vaker hoort.
Je bent een werknemer
? die houdt erg van een vaste baan. ? die erg van een vaste baan houdt. ? die erg goudt van een vaste baan.
Weet je wat
? jij zou moeten doen nu? ? zou jij moeten doen nu? ? nu zou jij moeten doen? ? jij nu zou moeten doen?
Ik heb geen idee, maar
? jij gaat me dat vertellen. ? dat ga jij me vertellen. ? jij me dat gaat vertellen.
Weet je wie
Check
Ik ken een coach. Door hem
Check
* Je leert strategieën, en welke
? functioneren het beste. ? het beste functioneren.
Ik snap vaak niet waarom
? mensen doen dingen/ ? doen mensen dingen/ ? mensen dingen doen.
Waarom
? mensen doen dingen? ? doen mensen dingen? ? mensen dingen doen?
Misschien
? ze zijn boos of bedroefd, ? zijn ze boos of bedroefd. ? ze boos of bedroefd zijn.
Of ze hebben ouders, met wie
? ze waren niet goed. ? waren ze niet goed. ? ze niet goed waren.
Dat kan zijn, maar gelukkig
? ik leef nu. ? leef ik nu. ? nu ik leef.
Denk maar niet te veel na, anders
? je krijgt problemen. ? krijg je problemen. ? je problemen krijgt.
* Daar word je gek van, naar
Check
* Je weet niet hoeveel energie
? denken kost jou. ? kost denken jou. ? denken jou kost.
* Weet je hoe zwaar
? ik ben eigenlijk? ? ben ik eigenlijk? ? ik eigenlijk ben?
Om eerlijk te zijn, eigenlijk
? het interesseert me niet. ? interesseert het me niet. ? het me niet intereseert.
De tijd is kort, en helaas
? de oefening is voorbij. ? is de oefening voorbij. ? de oefening is voorbij.
* Het woordje "dus". Na dus kun je normaal en inversie krijgen: a. Ik moet vandaag werken, dus ik werk vandaag. b. Ik moet vandaag werken, dus vandaag werk ik. Maar dus geeft ook deze mogelijkheid: c. Ik moet vandaag werken, dus werk ik vandaag. Nog een voorbeeld: Ik moet rijden, dus
Check