Waterval 28.7: Woordenschat huishouden

 

Het ordelijke huishouden

Bewerking (=reworking) van een tekst bij een TV-programma - over de geschiedenis van het huishouden

Moeder en (housewife). Vader en huisman. De eerste combinatie (sounds) nog altijd (more normal) dan de tweede. Het huishouden is het lang het (area) van de moeders geweest. In Andere Tijden daarom aandacht (=attention) voor (Mother's Day). En (attention) voor huishoudelijk werk in een (period) dat elektrische apparaten nog (scarce) waren: de jaren vijftig (=the fifties). Huishouden vereiste (=required) scholing. De overheid (=Governmental authorities) maakte films over deze (activity). Orde en regelmaat, daar ging het om (=that's what it was about).

Nederland heeft een lange traditie van hygiene. Veel bezoekers schreven dat alles zo (neatly) gepoetst was, en dat de vrouwen altijd met poetsen (busy) waren. Een Engelse (gentleman) uit de zeventiende eeuw vond het zo schoon dat hij niet wist waar hij moest (spit)... Want spugen was blijkbaar normaal. De schilderijen van Jan Steen, met chaotische huishoudens, lieten zien (=showed) hoe het niet moest. Het waren negatieve voorbeelden (examples). Maar ook toen al was in de (poorer) huishoudens (less).hygiene.Een stad als Amsterdam, met (everywhere) water, had tot 1900 veel (trouble) van besmettelijke (=contagious) ziekten (like) malaria, cholera, tyfus etc.

"Goed geborgen, minder zorgen" (properly stored, less worries). Zo heet de voorlichtingsfilm (=information film) die het Ministerie van Landbouw (=agriculture) en Visserij (=fishery) in 1958 liet maken. (most important) (theme): het huishouden dient te zijn (=moet ordelijk zijn). (=for) alleen dan (=only then) is er een prettig en vrolijk gezinsleven. De film is typerend (=typical) voor de op (look at) het huishouden in deze periode. Elektrische apparaten waren er nog niet zoveel. (Only) de stofzuiger was (generally) (known/familiar). De stofzuiger was al aan het begin van de 20ste (century) uitgevonden (=invented) en in de jaren vijftig (payable). Stof was er (by the way) heel wat meer dan nu. (Almost) (nobody) had cv, centrale (heating). (=To stoke) gebeurde (=happened) op kolen of olie. (Therefore) was er in huis veel meer vervuiling (=pollution) dan nu. Behalve (=Except for) (cleaning) was er nog een lange rij werkzaamheden (=activiteiten, bezigheden) voor de huisvrouw anno (=in het jaar) 1958.

Hoe zag de (working week) van mevrouw Westing uit Spijk (Groningen) eruit? (like that). Ze begon de dag om acht uur. (Then) kwam ook het dienstmeisje uit het (village). Zij hielp bij het huishouden. Het schoonmaken deden ze (together), maar de zwaardere (chores) werden door het meisje (done). (Some) (help) was ook wel nodig, want alle (furniture) moesten op de (corridor), elke keer weer. Om 12 uur 's middags (=At noon) werd warm gegeten, dus het koken gebeurde altijd 's ochtends. Met de thee (om 15.00 uur) moest het deel van het huishouden gedaan zijn. Dat niet altijd (It didn't always work). In de zomer moest, afgezien van (=apart from) het gewone werk, ook nog alle groente worden geweckt. In november/december (de slacht) moest het vlees worden gepekeld en ingemaakt. (Once a year), in de lente, werd de grote voorjaarsschoonmaak (=spring cleaning) gehouden.

Daarnaast verliep elke week volgens een schoonmaakrooster. Een (average) week echter zag er zo uit:
Maandag: wasdag.
Dinsdag: naspoelen van de gebleekte was, en (ironing).
Woensdag: de schoonmaken.
Donderdag: de slaapkamer en de voorkamer en om de week de ramen lappen.
Vrijdag: woonkamer, eetkamer, keuken en gang.
Zaterdag: de tuin aanharken en bijwerken, vast aardappels schillen voor zondag.
Zondag: de kerk. (except for) koken en de afwas was het huishouden gedaan.

En het menu in Oost-Groningen:
Maandag: (pea soup).
Dinsdag: aardappelen, seizoengroente, vlees.
Woensdag: stamppot.
Donderdag: aardappelen, groente, vlees.
Vrijdag: stamppot.
Zaterdag: boerenkool.
Zondag: soep, aardappelen, groente, vlees en stoofpeertjes.

Er was natuurlijk enige (variation) per seizoen. De groenten kwamen op het platteland (=in the countryside) nog (mainly) uit de eigen moestuin (=groententuin). Ook die moestuin hoorde tot (=belonged to) het domein van de vrouwen. Ook het wecken (= conserveren van groente en fruit in glazen potten, na sterilisatie) was vrouwenwerk. Elke herfst kwamen de kelders vol te staan met lange rijen glazen potten. Vanaf begin jaren zestig kreeg bijna elk dorp een diepvriesgebouwtje (=a little deep freeze building). Je kon een deel (rent). Deze collectieve (form) van huishouden werd in korte tijd razend (popular). Maar na enige tijd wilde men zijn (own) diepvries. De diepvriesgebouwtjes verdwenen (=disappeared) (again).
Een echte (change) voor het huishoudelijk werk was de (automatic) wasmachine. De wasautomaat kwam begin jaren zestig voor particulieren (=privépersonen) op de markt, (although) duurde het lang, voordat (everyone) deze dure machine kon kopen. Het leek (=It seemed) een enorme besparing (=saving) van tijd, (yet) kwam die verwachting (=expectation) niet helemaal uit. Het wassen (became) een stuk minder zwaar, maar kleren werden nu veel (more often) gewassen. Kleren werden een hele week gedragen (Clothes were no longer worn for a whole week). Ondergoed (=underwear) werd voortaan =(from now on) elke dag verschoond (=changed).

Huishouden was een bezigheid (=activity) die een (series of) bekwaamheden (vaardigheden/capaciteiten=skills) vereiste. Je kon het in de praktijk (=in practice) leren, maar veel vrouwen gingen naar een of andere vorm (=some form or other) van huishoudonderwijs. (There) (you learned) wecken, welk (piece of) vlees van (which) deel van de koe kwam, hoe je katoen, linnen en wol moest wassen, hoe de was moest worden (folded), hoe je een vloer moest boenen (=poetsen) en kleden (=rugs, carpets) moest uitkloppen (=knock out). (By the way) leerde je op een beetje huishoudschool (= a school of some level) ook hoe elektriciteit werkte of hoe je een (letter) aan de (mayor) moest schrijven.

Die algemene (development) kreeg voor sommige vrouwen een (sequel) als ze, (once) (adult), (member) werden van de Nederlandse Bond Van Plattelandsvrouwen. De Bond organiseerde vele cursussen, van handwerken tot seksuele voorlichting (sexual education). Dat laatste was in de jaren vijftig (quite) (progressive). Men maakte samen (trips) naar bijvoorbeeld een (firm) in diepvriesartikelen of naar een textiel (factory). Voor de (ladies) in Spijk zijn de uitstapjes en cursussen vaak een dierbare (memory). Ze waren toen jong en het lidmaatschap van de Bond was een van de (few) (possibilities, chances) om de wereld te verkennen (=explore). "Ik moest alleen naar Groningen, ik kende daar niemand", zegt mevrouw Bos, vertellend (=talking, telling) over de eerste keer dat ze naar een handwerkcursus ging. "Zo hebben we door de Bond wel heel veel (steps) gemaakt", beaamt (=agrees) mevrouw Buiskool.

Het (nuclear family) ging echter voor (=was first, remained first). De man was kostwinner (=breadwinner) en ging dus werken, en verdween (=disappeared) 's avonds achter zijn krant. Het was ondenkbaar (=unthinkable) dat vader of de kinderen voor zichzelf zorgden (=took care of themselves) als moeder een dag naar een bijeenkomst (=meeting) (elswehere) ging. "Het is goed dat men zich buiten het gezin beweegt, maar vooral niet teveel": zo citeert (=quotes) mevrouw Voorthuis een brochure uit 1952. Dus werd de tafel gedekt en het eten klaar gezet als de dames op stap gingen. Geen van allen (=Niemand) kijkt met rancune (wrok, =resentment) terug. Ze zijn echter (=yet) wel tevreden (=satisfied) dat een volgende generatie de kamers alleen schoonmaakt als die vuil zijn, en niet omdat het vandaag dinsdag is.

Huishouden was dus een dagtaak (=a full day's task), maar het was, ook in de (fifties), geen (=profession). In officiële stukken waren vrouwen (mostly) de 'echtgenote van' (=wife of). En ze waren ' beroep' (without profession). Toen vonden veel vrouwen dat gewoon: "Je dacht er niet bij na".

Tekst: Gerda Jansen-Hendriks (van http://geschiedenis.vpro.nl/programmas/2899536/afleveringen/2877933/items/2877957/)