Waterval 26-4, luisteren A

Met wie spreekt de patiënt?
1. Met Karin Hansen.
2. Met dokter Steenkist zelf.
3. Met de assistente van Steenkist.
Is Karin Hansen een vaste patiënte?
1. Nee, ze gaat naar Duitsland.
2. Nee, ze komt uit Duitsland.
3. Nee, maar haar vrienden wel.
Wil mevrouw Hansen koste wat kost (coute que coute) vanmiddag langskomen?
1. Nee, maar ze wil wel even langskomen.
2. Ja, het is erg dringend.
3. Ja, want ze heeft koorts en is erg verkouden.
Wanneer is de afspraak?
1. Voor morgen, ergens.
2. Om kwart over tien vandaag.
3. Om kwart over tien morgen.
Hoe lang heeft mevrouw Hansen hoofdpijn?
1. Al twee weken.
2. Al twee dagen.
Je hebt spierpijn wanneer
1. je moet hoesten
2. alles zeer doet.
Waarom moet mevrouw Hansen zich uitkleden?
1. Omdat de arts vermoedt dat ze een griep heeft.
2. Omdat de arts naar haar wil luisteren.
Wat is de diagnose?
1. Een kou.
2. Diepe ademhaling.
3. Pijn.
4. Een stevige (=niet zo kleine) griep.
Wat is het recept?
1. Twee dingen: een drankje tegen het hoesten en een medicament tegen hoge temperatuur.
2. Eén ding: een medicament tegen hoesten en koorts.
3. Twee dingen: een drankje tegen de koorts en een anti-hoestmiddel.
Wat adviseert de dokter?
1. Een paar dagen in bed, en een tweede consult aan het einde van de week.
2. Een paar dagen in bed, en als dat niet helpt een tweede consult aan het einde van de week.
Waarom moet mevrouw Hansen meteen (direct) betalen?
1. Omdat ze een E111-formulier heeft.
2. Omdat ze heeft geen E111-formulier.
3. Omdat ze geen E111-formulier heeft.
Wat moet mevrouw Hansen met de rekening doen?
1. Ze hoeft niets te doen.
2. Ze moet die indienen bij haar ziekenfonds.
3. Ze moet de assistente een rekening meegeven.
Wat wenst de dokter mevrouw Hansen toe?
1. Tot ziens!
2. Beterschap!
Waarvoor bedankt mevrouw Hansen?
1. Voor de informatie en de help.
2. Voor de info en de hulp.