Waterval 30-4b: luisteren

Wat is goed?
1. Elke dokter woont bij je in de buurt.
2. De huisarts werkt bij je in de wijk.
Hoe kom je aan een huisarts?
1. Die krijg je.
2. Die moet je zoeken.
3. Het is de huisarts van de buren.
Wat moet je vragen aan de huisarts die je wilt?
1. Of hij nog plaats heeft in de praktijk.
2. Of hij nog plaats heeft in de ruimte.
3. Of hij een andere huisarts kent.
Wanneer moet je dus een huisarts zoeken?
1. Als je ziek bent.
2. Als je in bed moet blijven.
3. Als je verhuist.
4. Als je echt een dokter nodig hebt.
Wanneer verwijst de huisarts je door?
1. Als hij je een verwijsbrief geeft.
2. Als hij geen oplossing vindt.
3. Als je in bed moet blijven.
4. Als je foto's moet laten maken.
Ga je alleen met ziekten en problemen naar de dokter?
1. Ja, wat anders?
2. Nee, ook met vervelende kinderen.
3. Nee, je kunt ook dingen voorkomen ("preventie").
Op welke dingen controleert men kinderen?
1. De oorzaken.
2. Ogen en oren.
3. Groei.
Wat is het voordeel van de gratis kinderzorg?
1. Kinderen worden niet te laat gecontroleerd.
2. Kinderen worden wekelijks gescreend.
Wie betaalt de rekeningen van dokter en ziekenhuis?
1. De verzekering. Maar daar moet je wel premie voor betalen.
2. De mensen. En het kost heel veel.
Wat is volgens de spreker de oorzaak van de toename van psychische ziekten?
1. De tegenwoordige levensstijl.
2. Dat zou nog komen.
3. Misschien de huidige manier van leven - dat is nog een vraag.