Waterval 30, oefening 5: spreken

div>

Wat scheelt eraan?
1. "Dokter, ik heb zo'n buikpijn!"
2. "Dokter, ik heb zo'n rugpijn!"
3. "Dokter, ik heb zo'n hoofdpijn!"
4. "Dokter, ik heb zo'n tandpijn!"
Dokter: "Wat is het probleem precies?"
1. "Pijn in de borst, dokter! Nou ja... Misselijk!"
2. "Pijn in de darmen, dokter! Nou ja... Misselijk!"
3. "Pijn in de blaas, dokter! Nou ja... Misselijk!"
4. "Maagpijn, dokter! Nou ja... Misselijk!"
Dokter: "Ik ga even luisteren naar...
1. de longen."
2. het hart."
3. de borst."
4. de rug."
Dokter: "Hmmmm... Ik hoor iets in
1. de longen.
2. het hart.
3. de hals.
4. de borst.
Dokter: "Heb je last van hoesten? Pijn in je...
1. hals?"
2. nek?"
3. mond?"
4. keel?"
Patiënt: "Ja, ik had een kou (a cold/eine Erkältung). Ik had slijm in mijn...
1. lip."
2. hoofd."
3. mond."
4. neus.
Dokter: "Had je ook slijm in je
1. lip?"
2. hoofd?"
3. mond?"
4. neus?"
Patiënt: "Ja, en pijn in mijn
en
1. voorhoofd en darm."
2. slaap en wang."
3. achterhoofd en wang."
4. voorhoofd en wang."
Dokter: "Even kijken.
1. Je ogen zijn schoon."
2. Je haren zijn schoon."
3. Je neus is schoon."
4. Je oren zijn schoon."
Dokter: "Het is een virus, denk ik. Kijk maar uit. Waarschijnlijk trekt het naar beneden (=naar onder, = omlaag). Naar
1. de darmen!"
2. de nieren!"
3. de lever!"
4. de rug!"