Waterval 28 - oefening 5: spreken over kleren

 

Je praat over kleren. Wat kun je zeggen? Lees de vraag. Verzin een antwoord. Klik dan op "Mogelijk antwoord".

 

1 Je bent in een kledingwinkel, een boetiek of een warenhuis. Je zoekt een spijkerbroek. Iemand vraagt: "Kan ik u helpen?" Wat zeg jij?
2 Je wilt twee broeken passen. Wat vraag je?
3 Je wilt de broeken kopen. Wat zeg je?
4 Je wilt één broek kopen, maar de andere niet. Wat zeg je?
5 Je hebt kleren gekocht, maar ze passen niet. Je gaat terug naar de winkel. Wat kun je zeggen?
6 Een vriendin heeft nieuwe kleren gekocht. Het ziet er mooi uit. Wat kun je zeggen?
7 Een vriendin heeft nieuwe kleren gekocht. Je vindt het lelijk, maar je wilt niet kwetsen. Wat kun je zeggen?
8 Iemand heeft vieze kleren aan. Je wilt iets zeggen, maar je wilt niet kwetsen. Wat doe je?
9 De kleuren van iemands kleren gaan niet samen. Wat kun je zeggen?
10

Iemand heeft geen kleren aan! Je schrikt. Wat kun je zeggen?